De Wereld Morgen • Minder MAS als partij en meer ‘beweging naar het socialisme’?
Artículo de opinión
Por: Walter Lotens / De Wereld Morgen
21 januari 2006 is een belangrijke datum in de Boliviaanse geschiedenis. Toen vond de inauguratie plaats van Evo Morales tot Boliviaans president. Hij werd daardoor de eerste inheemse president van Zuid-Amerika. Dat gebeurde op een rituele manier in Tiwanaku, dicht bij het Titicacameer, waar de Aymara’s al eeuwen thuis zijn. De half ingestorte piramides en indrukwekkende poorten van deze pre-Incastad vormden het impressionante decorum voor de plechtigheid. Na Cuba, Brazilië, Venezuela, Chili, Argentinië en Uruguay kwam nu ook dat Andesland de roze golf in Latijns Amerika versterken en in 2007 zou daar ook nog Ecuador met Rafael Correa bij komen.
De linkerzijde in de wereld juichte die beweging van onderuit met als leider een jonge en inheemse vakbondsman toe. Het ging om een beweging die ontstond als reactie op de neoliberale politiek van de rijke miner Sánchez ‘Goni’ de Lozada en die leidde tot la guerra del agua in Cochabamba en la guerra del gas, de water- en gasoorlogen in El Alto. Sánchez de Lozada moest op de vlucht voor de straat en verdween ijlings in een helikopter naar de Verenigde Staten.
In zeven haasten vormde die beweging zich om tot een heuse partij die zich MAS (Movimiento Al Socialisme) noemde en die vanuit het quasi niets ineens 53 procent van de stemmen behaalde. Een volstrekte meerderheid dus en dat was ongezien in de fragiele ‘pactendemocratie’ die Bolivia sinds 1985, het begin van de neoliberale periode onder Paz-Estenssoro, was. De journalisten Hervé Do Alto en Pablo Stefanoni schreven daarover: ‘De nieuwe Boliviaanse president staat ontegensprekelijk aan het hoofd van een origineel politiek en sociaal experiment: het gaat niet over changing the world without taking power, zoals John Holloway of de Zapatisten stellen, maar over het veranderen van de wereld door op een democratische manier de staatsmacht te veroveren. (1)
Na een aantal ronkende frasen over Aymara-held Tupac Katari en Ernesto Che Guevara, goed voor de geschiedenisboeken, zei de nieuwbakken president ook enkele zeer concrete zaken: ‘Ik vraag aan mijn inheemse broeders dat ze mij controleren en desnoods verjagen indien ik niet voldoende snel opschiet.’ Dat is de kern van het gobernar obedeciendo, al gehoorzamend (naar onderuit) regeren.
Is dat voldoende gebeurd in de dertien jaar dat Evo Morales en de MAS onafgebroken aan de macht zijn gebleven? Dat is een van de vele evaluatievragen die zich stellen na de recente verkiezingsoverwinning van Luis Arce Catacora, de nieuwe leider van MAS die samen met David Choquehuanca, ook van inheemse origine, toekomstig president en vicepresident van Bolivia worden. Deze twee ervaren MAS-politici haalden met hun 55 procent zelfs meer dan wat het duo Evo Morales-Álvaro García Linera in 2006 deed. Morales kreeg toen 53 procent van de stemmen, maar in de twee daarop volgende verkiezingen scoorden hij boven de zestig procent. Nadien begon zijn ster echter te tanen.
Op 21 februari 2016 verloor Morales met 51 procent neen-stemmers een referendum waarbij hij, tegen de nieuwe grondwet van 2009 in, om een nieuwe verlenging van zijn mandaat vroeg. Morales legde echter die uitspraak naast zich neer en verloor daardoor veel van zijn populariteit waardoor hij tijdens de betwiste verkiezingen van 20 oktober 2019 maar met de hakken over de sloot de overwinning behaalde in de eerste stemronde.
Luis Arce Catacora krijgt nu de loodzware taak op de schouders om een intern verdeeld land dat kreunt onder een economische en sanitaire crisis terug op de rails te krijgen. Zal die ‘beweging naar het socialisme’ waarvoor MAS staat, verder worden gezet en op welke manier denkt de nieuwe president dat aan te pakken?
Luis Arce heeft in een eerste reactie al laten verstaan dat hij niet blind is voor de fouten die in de voorbije MAS-periode onder Morales begaan werden … Het zal dus voor hem zeker ook een moeilijke oefening moeten worden in het ‘achterom kijken om beter vooruit te kunnen zien’. Dat moet tevens een oefening zijn voor de linkerzijde in de wereld die ooit Evo Morales de hemel heeft in geprezen en die nu ook mee achterom moet kijken – misschien ook in eigen boezem – om beter vooruit te kunnen zien.
De sociaaleconomische, sanitaire en klimatologische uitdagingen waar Bolivia voor staat zijn deels universele problemen, maar deels ook specifieke omdat ze eigen zijn aan een relatief klein land in het zuiden van deze planeet waar MAS als partij gedurende dertien jaar een ‘Beweging naar het socialisme’ probeerde te maken. Dat is het fameuze proceso de cambio (veranderingsproces) waarover Evo Morales en vooral zijn vicepresident, socioloog en ideoloog Álvaro García Linera, het voortdurend hadden. Ik ga daar verder op in.
Dat proceso de cambio is in Bolivia alvast niet vlekkeloos verlopen en daarnaar verwijst de nieuwe president Luis Arce, nochtans een van de steunpilaren van het Morales-regime, ook uitdrukkelijk. Autokritiek is onontbeerlijk, maar men mag ook niet blind zijn voor de grote stappen voorwaarts die onder het MAS-bewind werden gezet.
Mooie cijfers
In de voorbije jaren zijn de regeringen-Morales erin geslaagd om de levensstandaard van de bevolking behoorlijk op te krikken. Het nationaal inkomen per persoon in Bolivia, nog steeds een van de armste landen van het continent, is in die periode verdubbeld. Volgens gegevens van de Wereldbank van 2020 was het bnp per hoofd van de bevolking op basis van de koopkrachtpariteit in 2006 4230 dollar en in 2018 was dat opgeklommen tot 7670 dollar. In 2003 was de schuldenlast van Bolivia 64 procent van het bnp en in 2010 nog slechts 15 procent.
Ter vergelijking: België zit met een schuldenlast van 99 procent van het bnp opgezadeld. Economische indicatoren wijzen op een verlaging van de werkloosheid en een vermindering van de armoede, maar ook op een verbetering van de gezondheidzorg en het onderwijs. Tussen 2005 en 2010 is de extreme armoede teruggevallen van 38 op 25 procent en de werkloosheidscijfers van 8,5 op 4 procent. Het UNDP berekende dat Bolivia het topland in Latijns-Amerika is om middelen over te hevelen naar het armste deel van zijn bevolking, met name 2, 25 procent van het bbp.
De sociaaleconomische verwezenlijkingen bleven in stijgende lijn gaan. Zo was er tussen 2006 en 2018, de grootste regeringsperiode van Evo Morales, een jaarlijkse groei van het bnp met gemiddeld 4, 9 procent, waardoor het land de hoogste groeicijfers heeft in de regio. Dat betekent, anders gezegd, een verviervoudiging van het economisch volume van het land. Bolivia was toen in staat om drie kwart van haar overheidsinvesteringen te bekostigen met binnenlandse geldmiddelen.
Ondanks de forse overheidsuitgaven van de voorbije veertien jaar blijft de overheidsschuld beperkt tot 23,6 procent van het bnp. De inflatie bleef beperkt tot nauwelijks één procent op jaarbasis. Die herverdeling via de overheid gebeurt via het toekennen van bonos (toeslagen) aan de zwakkere groepen in de samenleving. Zo kunnen gezinnen vandaag een kinderbijslag krijgen (de zogenaamde bono Juancito Pinto voor lagere schoolleerlingen) van ongeveer 45 dollar.
Alleenstaande moeders (de zogenaamde bono Juanita Azurday) ontvangen een bedrag dat kan oplopen tot 260 dollar voor vrouwen die in het ziekenhuis bevallen en geregeld op dokterscontrole komen. De renta dignidad is het begin van een pensioentje voor de ouderen. De overheid betaalt per jaar 2400 bolivianos (ongeveer 340 dollar) aan 58-plussers die geen pensioen hebben en 1800 bolivianos (ongeveer 257 dollar) voor hen die wel een pensioentje hebben.
De laatste jaren van Morales’ bewind kwamen die mooi sociaaleconomische gegevens door een afnemende economische groei echter onder druk te staan en hier begint de minder fraaie kant van het verhaal.
De TIPNIS-affaire
Deze verwezenlijkingen worden ook erkend door ex-bondgenoten van Morales die zich echter in de loop van zijn bewind ontpopt hebben tot felle critici. Sylvia Rivera, Felix Patzi en Maristella Svampa, om maar enkele namen te noemen, behoren daartoe. Dat doet ook Pablo Solón, die zich, zoals vele Boliviaanse intellectuelen, in de voorbije jaren van Morales-medestander tot een scherpe criticus van het regime heeft ontwikkeld.
Maar sterker nog: het blijkt nu zelfs dat Luis Arce aan de journalist Rafael Archondo opbiechtte dat de aanpak van de regeringen-Morales in verband met de TIPNIS-affaire een vergissing is geweest. (2) Solón richtte einde 2011 een open brief aan Evo Morales om te protesteren tegen de houding van de Boliviaanse regering in verband met de TIPNIS-weg. (3) Waarover ging het?
Naar aanleiding van die TIPNIS-affaire kwam het in het najaar van 2011 tot een langdurige en tragische confrontatie tussen Morales en een ontevreden deel van zijn voornamelijk inheemse achterban. De verbinding over land tussen het westen, de hoge Andes, en de subtropische gebieden in het oosten van Bolivia, is zeer slecht. Dat is een van de redenen waarom de regering-Morales een snelweg wilde aanleggen om de departementen Cochabamba en Bení met elkaar te verbinden. Vooral het middengedeelte van 177 km dat van Isinuta tot Monte Grande del Apere gaat, lag onder vuur. Het is namelijk het stuk dat door het inheemse territorium en natuurpark Isiboro Sécure loopt, dat in Bolivia met de afkorting TIPNIS (Territorio Indígena Parque Nacional Isiboro-Sécure) wordt aangeduid.
De gevolgen voor de flora en fauna in het TIPNIS-gebied, en voor de verschillende inheemse volkeren die er leven (chimanes, yuracarés y moxeño), zouden volgens verschillende studies drastisch zijn. Het gaat over een belangrijk natuurgebied van ongeveer 12.000 km² dat sinds 1990 van een dubbel statuut geniet: als beschermd natuurgebied en als inheems territorium of TCO (Territorio Comunitario de Origen). Het was door een historische mars in dat jaar dat de laaglandindianen van Bolivia die rechten hebben kunnen afdwingen.
In eerste instantie negeerde Morales de betogers en hun eisen, maar de druk werd steeds groter. Ook van binnenuit. Pablo Solón schreef in een open brief aan zijn president onder meer het volgende: ‘Het is onbegrijpelijk dat wij als land, dat op internationale VN-bijeenkomsten de wereldconferentie over inheemse volkeren in 2014 promoot, in eigen midden geen volwaardige inspraak zouden gunnen aan onze inheemse volkeren. Het TIPNIS-conflict had nooit mogen ontstaan. Een betere weginfrastructuur is noodzakelijk, maar niet door de TIPNIS. Het is duurder om een weg te maken die niet door dat gebied loopt, maar 200 of 300 miljoen dollar willen besparen zonder daarbij rekening te houden met de socio-ecologische kosten is volledig in tegenstrijd met de principes van het buen vivir, van het goed leven dat een kernbegrip is in de kosmologie van de Andesvolkeren.’ (4)
Buen vivir
In Bolivia hanteert men meestal de term vivir bien of buen vivir wat de Spaanse vertaling is van het Aymara suma qamaña. In Ecuador spreekt men liever over buen vivir als vertaling van het daar meer gesproken Quechua sumak kawsay. Het gaat in beide betekenissen om de omschrijving van een kwalitatief hoogstaand leven: vida en plenitud betekent zoveel als ‘leven in volheid’, waarin een evenwicht bereikt is, samen met de anderen, tussen het materiële en het spirituele.
Ook in het denken van de Uruguayaanse sociaal-ecoloog Eduardo Gudynas neemt ‘het goede leven’ een centrale plaats in. Voor hem is buen vivir het tegenovergestelde van Luilekkerland. Inderdaad, wanneer in het Westen over ‘het goede leven’ wordt gepraat dan denkt men vaak aan een Bourgondische levensstijl met een overvloed aan mogelijkheden om zich over te geven aan de geneugten des levens.
Het begrip staat diametraal tegenover het westerse mens- en natuurbeeld, waarin welzijn en welvaart voor het individu voorop staan. Gudynas: ‘Buen vivir gaat ervan uit dat welzijn alleen kan bestaan in een gemeenschap, die ook de natuur omvat. De mens maakt immers deel uit van de natuur en staat daar niet tegenover en zeker niet boven. Buen vivir overstijgt dus het westerse dualisme van natuur tegenover maatschappij, individu tegenover gemeenschap.’
De nieuwe grondwet van Bolivia, maar ook die van Ecuador zijn ‘doordrenkt’ van deze diepe betekenis en zouden aldus gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. ‘Zouden’, inderdaad, zoals dat wel vaker het geval is met grondwetten. Daar doelt Pablo Solón ook op wanneer hij het heeft over de Morales-politiek. Hij zegt: ‘Als de regering het belang van inheemse rechten en van de natuur benadrukt, moet ze dat ook in de praktijk omzetten. Die dubbelzinnige houding van de Boliviaanse regering zien we ook nog op andere terreinen. Wij hebben gevochten tegen genetische manipulatie van gewassen, maar nu is er een wet gestemd die de deur openlaat voor genetische manipulatie.’ (5)
Extractivisme
Milieuorganisaties en inheemse groepen lieten steeds meer kritiek horen op een beleid met twee gezichten dat aan de ene kant Pachamama of Moeder Aarde verdedigt – vooral dan op internationale conferenties – maar tegelijk aan intensieve bodemexploitatie blijft doen. Dat blijkt de fundamentele kritiek te zijn van onderuit tegen het beleid van Morales en tegen de agenda patriótica 2020-2025 die doordrenkt is van dat extractivisme.
Wat betekent extractivismo nu precies? In de lijn van het werk van Eduardo Gudynas is het een manier van accumuleren, gebaseerd op de overexploitatie van natuurlijke rijkdommen, niet of weinig getransformeerd, en voornamelijk bestemd voor de export. In die betekenis omvat het begrip zowel mijnextractivisme, als ook de productie van petroleum en de monocultuur van soja.
De exploitatie van de lithiumvoorraden in de salar de Uyuni, de grootscheepse gasexploitaties in het oosten van het land en het aanleggen van pipelines, de bouw van een aantal stuwdammen op de Rio Madera en de TIPNIS-weg zijn zo enkele voorbeelden van wat Eduardo Gudynas die ook voor het Centro Latino Americano de Ecología Social (CLAES) werkt, ‘neo-extractivismo’ of een vorm van Keynesiaans neoliberalisme noemt.
Dat model van traditionele grondstoffenexporteur past in de historische ontwikkeling van Latijns-Amerika en is in landen als Bolivia alleen maar in een nieuw ‘progressistisch’ kleedje gestoken. Dat is ook, zeer kort samengevat, de stelling van de Belgische politicoloog Frédéric Thomas die in een nummer van het Centre Tricontinental uit Louvain-la-Neuve een uitstekende analyse maakte van het extractivisme onder de titel Fin de cycle, fin de partie? Bilan du virage à gauche latino-américain.’. (4)
In zijn analyse zien linkse regeringen in Zuid-Amerika het extractivisme slechts als een voorbijgaande fase, als een overgangsmaatregel. Volgens die redenering moet men door een extractivistische fase passeren om later in een post-extractivistische stadium te belanden. Die logica werd vooral naar voren gebracht door de Boliviaanse vicepresident Álvaro García Linera. Ik merkte het al eerder op: voor Bolivia vormen Evo Morales en Álvaro García Linera een onafscheidelijk en complementair duo. Het optreden van Morales als inheemse en populaire figuur wordt politiek gecoverd en theoretisch-programmatisch ondersteund door de marxistische socioloog en mathematicus die Álvaro García Linera ook is.
Fréderic Thomas: ‘Op een internationale ontmoeting in Quito van einde september 2015 benadrukte García Linera: Moeten wij het extractivisme loslaten? Ja, dat moeten we doen. Maar we komen er niet uit door de productie te bevriezen, noch door terug te keren naar het stenen tijdperk. We kunnen er alleen uittreden door tijdelijk gebruik te maken van het extractivisme. (…) We moeten het extractivisme loslaten. Ja, maar tegelijk moeten wij een einde stellen aan de miserie. (…) Wij hebben nood aan een transitieperiode. Hoe kunnen we iets dat 500 jaar heeft aangesleept in vijf jaar tijd beëindigen? (…) We hebben nood aan een transitieperiode, aan een brug die de technische, materiële en culturele condities creëert voor een volgende generatie die daardoor in staat zal zijn om het extractivisme te overstijgen. We gaan dus nu voort met het produceren, want we moeten de materiële omstandigheden van de mensen verbeteren, maar tegelijk moeten we de condities creëren voor een nieuwe ontmoeting met de natuur, gebaseerd op onze inheemse tradities.(…) Extractivisme? Ja, tijdelijk. Ja, én noodzakelijk om de nieuwe maatschappij, gebaseerd op kennis en onze cultuur te creëren.’ (5)
Vandaar volgens hem de noodzaak om een weg te bewandelen die min of meer lang zal uitvallen en die, paradoxaal genoeg, door het intensiveren van het extractivisme de weg zal openen naar een post-extractivistische maatschappij. Volgens Álvaro García Linera blijft Bolivia in de postneoliberale fase van dit ogenblik kapitalistisch in de marxistische betekenis van het woord, maar toch niet helemaal. Die eigen vorm van plaatselijk kapitalisme noemt Linera het ‘Andino-Amazone kapitalisme’ waarin het communautaire, het buen vivir en de sociale en solidaire economie een zeer belangrijke rol spelen. (6)
Heel het verhaal van de rijke lithiumvoorraden in de salar de Uyuni, een zeer uitgestrekt zoutmeer, en de tot nu toe eerder vergeefse pogingen van Evo Morales om met behulp van het buitenland maar met een meerderheidsparticipatie voor Bolivia tot industrialisering van lithiumbatterijen over te gaan past in deze manier van denken. Het was trouwens opvallend dat in alle verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen die aan de verkiezingen van 18 oktober hebben deelgenomen sprake was van het exploiteren van die rijkdom ofwel, naargelang van de ideologische opstelling, via een overheids-, een privé-initiatief of een mix van beide.
Dilemma
De nieuwe president Luis Arce berekende tijdens zijn campagne dat de lithiumindustrie Bolivia jaarlijks 4,5 miljard dollar kan opleveren. Het ziet er dus naar uit dat die extractivistische weg verder zal worden bewandeld. Is dat nu een goede zaak?
Vanuit een land als Bolivia bekeken waar de grondstoffen eeuwenlang werden weg geroofd door het Spaanse kolonialisme – denk maar aan de Cerro Rico, de rijke berg in Potosí – en van een land dat nu een eigen weg zoekt om zich sociaaleconomisch te verbeteren is dat natuurlijk best te begrijpen, maar het blijft vanuit milieuoogpunt een dubieuze onderneming. ‘Hoe kun je een omelet bakken zonder eieren te breken?’ Dat vraagt een Braziliaanse boer uitdagend aan de journalist Lode Delputte van De Morgen in zijn boek ‘Braziliaanse bloei’.
Inderdaad, hoe doe je dat: een land economisch rijker maken zonder dat het ecologisch of sociaal verarmt? Dat is de vraag waarmee we wereldwijd te maken hebben. Ze stelt zich in de eerste plaats voor landen met een grote natuurlijke rijkdom, maar met een behoorlijk grote economische achterstand.
Tussen extractivisme en buen vivir
Dat ontginningsmodel is niet eigen aan een kapitalistische onderneming, want zoals ook de Amerikaanse socioloog en econoom Saskia Sassen in haar boek ‘Uitstoting’ beschrijft, duikt een extractivistische politiek in totaal verschillende politiek-economische systemen op. Inderdaad, ook Marx was een voorstander van het produceren om te produceren en was meer dan een koele minnaar van Moeder Aarde. De grote 19de-eeuwer was natuurlijk ook maar een kind van zijn tijd.
Die manier is nog steeds dominant in het neoliberale denken. Ook het IMF en de Wereldbank zijn al jaren verspreiders en ondersteuners van de logica van het extractivisme. Dat bleek eens te meer toen in 2015 in Lima de jaarlijkse bijeenkomst van die internationale organisaties fel gecontesteerd werd door een uitgebreid Plataforma Alternativa waarop onder meer Joseph Stiglitz, een voormalig Wereldbank-econoom, het woord voerde. Hij klaagde aan dat de Peruaanse staat, onder leiding van WB en IMF, al twee decennia lang een uitgesproken extractivistische economische politiek voert.
De IMF-presidente Christine Lagarde benadrukte echter dat de grote voorraad aan natuurlijke rijkdommen Peru op enkele jaren tot op het ontwikkelingsniveau van Canada en Australië zou kunnen brengen. Uit een Peruaanse studie van Convoca blijkt dat sinds 1994 ongeveer dertig procent van alle financiering voor extractivistische projecten afkomstig is van de International Finance Corporation van de Wereldbankgroep.( 7)
Buen vivir en extractivismo staan dus niet op goede voet met elkaar. Zij die aansturen op een transitie hebben de concepten van ‘Buen Vivir’ en van ‘ de rechten van de natuur’ gelanceerd en die werden onder invloed van de sociale bewegingen opgenomen in de Boliviaanse en Ecuadoraanse nieuwe grondwetten. Deze concepten zijn op zich al een forse kritiek op het extractivisme en het gehanteerde ontwikkelingsmodel. Zij zien economische activiteiten als een belangrijk onderdeel van het maatschappelijk leven, maar ook niet meer dan dat en zij sturen aan op een harmonische relatie van de mens tot de natuur. Deze concepten stellen ook een herwaardering van de lokale kennis, aanwezig in de inheemse gemeenschappen, centraal.
Het zijn stuk voor stuk belangrijke elementen voor een postneoliberale, niet op extractivisme gebaseerde transitie (Alberto Acosta, Eduardo Gudynas, Maristella Svampa, e.a.). Wil de nieuwe president deze inheemse, maar tegelijk wereldwijde sterker wordende roodgroene stroming ondersteunen of zal hij in de retoriek blijven steken van zijn voorganger die in zijn halfslachtige politiek zowel opkwam voor de verdediging van Pachamama, als voor het ten gelde maken van de bodemrijkdommen van Moeder Aarde? Hoe zal hij met dat dilemma omspringen?
Caudillos, staat en burgers
Een van de grote verwezenlijkingen van Morales’ regeringsperiodes was het opstellen en uitvaardigen van een gloednieuwe constituante om het nieuwe Bolivia vorm te geven. In artikel 168 van die nieuwe grondwet staat echter uitdrukkelijk dat een president en zijn vice maximum twee termijnen van vijf jaar na elkaar mogen uitoefenen. Hoewel Morales al vanaf einde 2006 aan de macht is, telde de eerste periode (2006-2009) volgens het Constitutionele Hof niet mee omdat het land in 2009 een nieuwe grondwet kreeg en omgedoopt werd tot een ‘plurinationale staat’. Door dat bewuste artikel 168 werd het echter onmogelijk gemaakt dat Evo Morales en zijn vicepresident Álvaro García Linera nog eens zouden verkozen worden.
Beide heren probeerden er echter alles aan te doen om toch nog een termijnverlenging mogelijk te maken. Op 21 februari 2016 vroegen zij via een referendum aan de Boliviaanse kiezers of zij konden instemmen met een overschrijding van de twee mandaatstermijnen, maar al gezegd, verloren zij het met nipte cijfers. Aan een journalist van El País die met Morales meereed naar de Chaparé, de regio rond Cochabamba waar hij woont en zijn stem moest uitbrengen, vertelde de president dat hij erom verzocht werd door de sociale bewegingen. ‘Het is nodig om de productiecapaciteit van het land te vergroten om de ‘agenda patriótica 2020-2025’ te kunnen uitvoeren. Daarvoor hebben we u nodig’, zeiden vertegenwoordigers van sociale bewegingen me. Hun oorspronkelijk voorstel was om de grondwet zo te veranderen dat de president voor onbepaalde duur zou kunnen herkozen worden. Álvaro García Linera en ik besloten dat 2025 de limiet zou zijn.’
In eerste instantie zei Morales dat hij dan afzag van aanspraken op een vierde mandaat, maar in de herfst van 2017 stapten enkele leden van zijn partij MAS met de zaak naar het Grondwettelijk Hof om zijn herverkiezing alsnog mogelijk te maken. Dat Hof besliste op 28 november 2017 in het voordeel van de president.
Die uitspraak van het Hof veroorzaakte al dadelijk heel wat deining in het land. Zoals te verwachten viel kwam er vanuit de toenmalige oppositie scherpe kritiek op de beslissing. Zo sprak de toenmalige oppositieleider Samuel Doria Medina van het Nationaal Verenigd Front (UN) van een ‘staatsgreep tegen de democratie’.
Maar ook van de politieke linkerzijde en van het maatschappelijk middenveld volgden zeer scherpe reacties. De inheemse politicus Felix Patzi, eens een fervente MAS-medestander en minister in de regering-Morales, veroordeelde in strenge bewoordingen deze beslissing die volgens hem de installatie betekende van een ‘plebiscitaire dictatuur’, waardoor de regering met de stem van het volk kon doen wat ze wilde. Rafael Puente, een van de opstellers van de nieuwe grondwet, verweet Morales dat door die uitspraak van het Grondwettelijk Hof de constituante tot een vodje papier werd gedegradeerd en riep daarom president Morales op om tot de realiteit terug te keren en zich los te maken van de zuigkracht van de macht. Ook de machtige vakbondskoepel COB (Central Obrera Boliviana) liet zich niet onbetuigd en verwierp de uitspraak van het Hof in ferme bewoordingen.
De scherpste kritiek kwam echter van groepen van onderuit zoals onder meer van Somos Sur, een basisgroep die niet alleen de verkrachting van de grondwet aanklaagde, maar er ook fijntjes op wees dat dit gebeurde door een inheemse die daardoor het principe verraadde van de verplichte rotatie van het bestuur, zoals die bestaat in de inheemse Andesgemeenschappen.
Op die cruciale momenten bleek dat Evo Morales en zeker ook zijn vice Álvaro García Linera niet zo goed konden omgaan met de kritiek op hun beleid die kwam vanuit een nieuw maatschappelijk middenveld. Vooral Álvaro García Linera trok in woord en geschrift ten strijde tegen ngo’s die tegen zijn extractivistische politiek waren ‘Die moeten het land uit’, sprak hij ferm. ‘Deze ngo’s wijden zich aan leugens, aan valse data, aan bedriegen’, zo sprak Álvaro Garcia Linera zich uit over vier grote nationale ngo’s: CEDIB, CEDLA, Fundación Tierra en Milenio die al jarenlang actief zijn in het Andesland.’ (8)
Bovendien beschuldigde hij ze van ‘politiek bedrijven’ en dreigde hij vervolgens met het uitzetten van ngo’s die zich mengden in de politieke zaken van het land. Zo werd er een omstreden wet aangenomen over de juridische registratie van nationale ngo’s. Zij werden onder andere verplicht om in hun eigen statuten te vermelden dat zij volgens de ontwikkelingsplannen van de overheid zullen handelen. Als zij zich hier niet aan houden, kan hun legale juridische status ingetrokken worden zonder enige vorm van proces.
Oscar Olivera, vakbondleider en woordvoerder van de wateroorlog van 2000 in Cochabamba, vindt de slogan van de regering-Morales ‘besturen al gehoorzamend (aan het volk)’ maar volksverlakkerij: ‘Het volk beslist niet. De regering beslist. De rechten van de inheemsen en van Moeder Aarde, alhoewel verankerd in de grondwet, worden niet gerespecteerd. Het zijn slechts woorden.’ (9)
Evo Morales heeft zijn plechtige belofte die hij in 2006 in Tiwanaku aan zijn inheemse broeders deed, niet ingelost. Zijn houding rond het verloren referendum was alleszins geen voorbeeld van gobernar obedeciendo, maar eerder die van een caudillo.
‘Sommige historische tendensen waarmee wij opgezadeld zaten zoals het caudillismo (personencultus van de leider) mogen zich niet meer herhalen indien wij het veranderingsproces in Bolivia ernstig willen nemen,’ zegt Pablo Solón. ‘In onze zoektocht naar een nieuwe maatschappij, moeten we ons niet laten leiden door één persoon. Het volk moet zijn eigen bevrijding nastreven. Het zal moeilijk zijn om in Latijns-Amerika het caudillismo af te zweren, maar het zal nodig zijn om een nieuwe band met leidersfiguren te kunnen smeden.’ (10)
De representatieve democratie in het Westen, maar eveneens in linkse regimes zoals Bolivia, is aan democratische slijtage onderhevig. De burger, of hij nu Boliviaan of Belg is, moet coproducent kunnen worden van politieke beslissingen en in dat nieuwe verhaal passen geen caudillo’s of autoritaire leiders. In die zin draagt het pleidooi van de Belgische socioloog Luc Huyse in ‘De democratie voorbij’ voor een participatieve democratie een universeel karakter of het nu gaat over een megastuwmeer, een nieuwe weg of … een oplossing voor de Antwerpse mobiliteitsproblematiek. De inbreng van alle betrokkenen moet mogelijk zijn en blijven op alle relevante momenten binnen een beleidscyclus.
Een participatieproces start in het begin van de besluitvorming, loopt door in de onderzoeksfase en eindigt na de realisatie van het project, in de evaluatiefase. Dat gehele participatieproces moet een inclusief karakter hebben: alle relevante maatschappelijke groepen moeten een echte kans krijgen om hun inbreng te hebben. Anders ontbreekt het brede en diverse draagvlak voor beslissingen in het algemeen belang. Een staat die daarmee geen rekening houden komt vroeg of laat in botsing met de straat en die kan dan ook snel gevuld worden met eigen teleurgestelde strijdmakkers die monddood werden gemaakt.
Raúl Zibechi, een linkse politiek commentator uit Uruguay, zegt het zo: ‘Bolivia blijft het toneel van een strijd om de macht. Dit is de paradox van vele linkse regeringen: zij sluiten de rangen om hun macht te behouden, maar zij weten niet goed om te springen met de dynamiek van de sociale bewegingen aan de basis.’ (11) Het is blijkbaar niet voldoende om op een democratische manier de staatsmacht te veroveren, men moet ze ook goed weten aan te wenden.
De regeringen-Morales hebben inderdaad komaf gemaakt met het ‘minder staat’ van het neoliberalisme, maar alle heil mag ook niet verwacht worden van het tegenovergestelde. Misschien is de weg naar het socialisme die MAS in de voorbije dertien jaar heeft afgelegd te veel doorgeschoten naar een vorm van staatssocialisme waarin zich ook irritante vormen van cliëntelisme en corruptie hebben genesteld en waarin te weinig ruimte gelaten werd voor kritische en mondige burgers.
MAS zelf is ontstaan als een beweging van onderuit en heeft zich snel moeten vervellen tot een partij met alle gevaren daaraan verbonden. Misschien werd de basis daarvoor al gelegd in de aanloop van deze verkiezingen. De socioloog Julio Córdova Villazón zegt in het tijdschrift Nueva Sociedad van oktober 2020 dat de sociale bewegingen en het maatschappelijk middenveld elkaar in hun strijd tegen de regering-Áñez opnieuw hebben gevonden – dat verklaart misschien ten dele de onverwacht gunstige uitslag voor Luis Arce – waardoor interne spanningen konden overbrugd worden.
Misschien moet MAS nu minder partij en terug meer beweging worden. En dan met een president die gobernar obedecieondo ernstig neemt. Misschien ligt daar wel de nieuwe en onbetreden weg om de rijke inhoud van de nieuwe grondwet van 2009 vorm te geven, want alle elementen voor een meer welvarende, sociale, plurinationale en ecologische samenleving staan daarin vervat. Dat zou het kompas kunnen worden voor een vernieuwd proceso de cambio.
Zal Evo Morales daarin nog een rol te spelen hebben of is het precies de figuur van Evo Morales die daarvoor in de weg staat? En welke rol zal Álvaro García Linera nog willen en kunnen spelen? Dat is voorlopig nog onduidelijk. Het arrestatiebevel, uitgevaardigd tegen Morales door de rechtse interimregering-Áñez, is intussen opgeheven en zeer waarschijnlijk zal hij vanuit zijn toevluchtsoord Argentinië snel terugkeren naar zijn land.
Veel zal afhangen van de houding van de nieuwe president die volgens journalist Pablo Ortiz geen caudillo zou zijn, maar eerder een technocraat kan worden genoemd. Zal hij de tweede kans grijpen die de bevolking via de verkiezingen mogelijk heeft gemaakt om de MAS-lijn bij te sturen? Op 8 november 2020 vindt de inauguratie plaats van Luis Arce en Evo Morales wil erbij zijn. Zal het opnieuw in Tiwanaku zijn?
Wordt vervolgd want Bolivia is en blijft een boeiend land in beweging.
Notes:
- (1) Hervé Do Alto et Pablo Stefanoni, Nous serons des millions. Evo Morales et la gauche au pouvoir en Bolivie, Paris, 2008
- (2) Archondo: Arce le dijo a Evo que lo del Tipnis fue un error. Página Siete van 20 oktober 2020
- (3) Pablo Solon was tussen 2009 en 2011 Boliviaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties en werd in april 2012 directeur van de in Bangkok gevestigde ngo Focus on the Global South. In 2011 kreeg hij de International Human Rights Award van Global Exchange.
- (4) Transnational Institute, juni 2012, situering van het interview en vertaling uit het Engels: Walter Lotens
- (5) Centre Tricontinental van 11 mei 2017 (door mij vrij vertaald op www.dewereldmorgen.be en www.uitpers.be)
- (5) Het volledige antwoord van het discours van Garcia Linera is te lezen op: https://www.youtube.com/watch?v=DeZ7xtBJT8U.
(6) Le Monde Diplomatique van september 2011 - (7) Michael Wilson, Thousands reject the extractivist logic at the World Bank-IMF meeting in Peru, upsidedownworld van 21 oktober 2015
- (8) Suzanne Kruijt, www.dewereldmorgen.be van 19 augustus 2015
- (9) Chris Williams and Marcela Olivera, Can Bolivia Chart a Sustainable Path Away From Capitalism? www.truth-out.org van 28 januari 2015
- (10) Transnational Institute, juni 2012, situering van het interview en vertaling uit het Engels: Walter Lotens
- (11) Bolivia after the storm, Bolivia Rising, 27 maart 2011